Recht op gegevenswissing; weigering kan vaker dan de tekst van de AVG suggereert
14 oktober 2022 / in Nieuws / door Irma Smeding
Gepubliceerd in: Sdu Nieuws Privacyrecht, 30 september 2022, vindplaats 2022/ 146
Belang van verschillende taalversies bij betekenisverschil
In haar uitspraak van 20 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2065) beantwoordde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) de vraag of uitoefening van het recht op gegevenswissing geweigerd kan worden indien de verwerking nodig is voor het ‘verweer’ bij een rechtsvordering. Artikel 17, lid 3, sub e, AVG bepaalt dat de betrokkene geen recht op gegevenswissing heeft voor zover de verwerking nodig is:
‘voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering.’
Bij de beantwoording van deze vraag bekeek de Afdeling naast de Nederlandse taalversie naar drie andere van de 24 taalversies van de AVG. In dat kader rees de vraag welke taalversie te gelden heeft wanneer er (kennelijk) een betekenisverschil tussen verschillende versies bestaat.
Een andere vraag die speelde en die hier onbesproken blijft was of de gemeente met een beroep op artikel 17 lid 3 sub b AVG, i.c. op grond de bewaarplicht uit de Archiefwet, wissing kon weigeren.
De procedures die tot genoemde vragen aanleiding gaven
In het kader van de integrale aanpak van illegale hondenhandel waren de persoonsgegevens van appellante in een zgn. ‘pre-weegdocument’ en een draaiboek voor een landelijke handhavingsdag opgenomen. Vervolgens had handhaving ook daadwerkelijk bij appellante plaatsgevonden.
Het college van de gemeente Bladel bij wie appellante om wissing van haar persoonsgegevens uit genoemde documenten had verzocht, had in meerdere instanties met een beroep op genoemd artikel aangevoerd dat appellante geen recht had op wissing van haar persoonsgegevens uit deze documenten. Appellante had namelijk tegen het college een civiele schadevergoedingsprocedure ingesteld vanwege de opname van de persoonsgegevens van appellante in genoemde documenten. Ter onderbouwing van het verweer in deze procedure en ten behoeve van de procedure bij de Afdeling diende het college te kunnen beschikken over deze documenten met daarin de persoonsgegevens van appellante.
Appellante voerde hiertegen aan dat artikel 17, lid 3, sub e, AVG, specifiek verwijst naar het instellen, uitoefenen of onderbouwen van een rechtsvordering, terwijl het verweer tegen een rechtsvordering niet als zodanig wordt genoemd in de AVG.
De beantwoording
Aangezien de verschillende talen van opgestelde teksten van het Unierecht gelijkelijk authentiek zijn, vereist uitlegging van een bepaling van Unierecht een vergelijking van de verschillende taalversies (HvJ EU 6 oktober 2021, ECLI:EU:C:2021:799, Consorzio, r.o. 42-44). De Afdeling bekeek de Duitse, Engelse en Franse teksten van artikel 17, lid 3, sub e, AVG:
– zur Geltendmachung, Ausübung oder Verteidigung von Rechtsansprüchen;
– for the establishment, exercise or defence of legal claims;
– à la constatation, à l’exercice ou à la défense de droits en justice.
Gezien de (door mij) onderstreepte woorden kwam de Afdeling tot de conclusie dat de Engelse, Duitse en Franse taalversies een veel ruimere strekking hebben dan de Nederlandse tekst, waaruit, door het gebruik van het woord ‘onderbouwing’, lijkt te moeten worden opgemaakt dat het verweer tegen een rechtsvordering niet onder de uitzondering valt.
Omdat een bepaling, gelet op de noodzaak van een eenvormige uitlegging van verschillende taalversies, als daartussen verschillen bestaan, moet worden uitgelegd met inachtneming van de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan zij een onderdeel vormt (HvJ EU 24 oktober 1996, ECLI:EU:C:1996:404, Kraaijeveld, r.o. 28), toetste de Afdeling vervolgens welke uitleg het beste bij de doelstelling van de AVG zou passen.
Daarbij overwoog de Afdeling dat uit punt 4 van de considerans van de AVG volgt dat het recht op bescherming van persoonsgegevens geen absolute gelding heeft, maar moet worden beschouwd in relatie tot de functie ervan in de samenleving en via het evenredigheidsbeginsel tegen andere grondrechten moet worden afgewogen. De uitleg van de Duitse, Engelse en Franse taalversies doet volgens de Afdeling het meeste recht aan het evenwicht tussen de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens aan de ene kant en het hier relevante recht op een doeltreffende voorziening in rechte en het recht op een onpartijdig gerecht en het daarvan deel uitmakende verdedigingsbeginsel aan de andere kant (artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie).
Daarom had de gemeente terecht een beroep gedaan op artikel 17, lid 3, sub e, AVG. Door wissing van deze gegevens die ook deel uitmaakten van het procesdossier, zou het verdedigen van het standpunt door beide partijen onmogelijk zijn gemaakt en ook de waarheidsvinding door de rechter zijn bemoeilijkt.
Noot auteur
De mogelijkheid dat andere taalversies de wil van de Uniewetgever anders, beter of vollediger kunnen weergeven dan de algemeen gehanteerde Nederlandse versie, maakt de rechtspraktijk gecompliceerder. Het biedt echter ook de kans om in dat kader strategisch te worden ingezet. Voor de rechter geldt dat volgens het Consorzio-arrest weliswaar niet kan worden verlangd dat deze met alle taalversies van de betrokken bepaling rekening houdt, maar wel met de verschillen tussen de taalversies van een bepaling waarvan deze op de hoogte is, met name wanneer die verschillen door de partijen naar voren zijn gebracht en onderbouwd zijn. En de rechter die uitspraak doet in laatste aanleg is alleen wanneer de juiste uitlegging van het Unierecht zo evident is dat redelijkerwijze geen ruimte voor twijfel kan bestaan, niet gehouden op grond van artikel 267 VWEU aan het EHvJ een prejudiciële beslissing over de uitlegging van het Unierecht te op vragen (zie voornoemd, r.o. 44 en 51). Van deze evidentie was hier, mede gezien de eenstemmigheid van de andere taalversies, mijns inziens zeker sprake.
Dergelijke kennelijke tekortkomingen in een taalversie zullen uiteindelijk op Europees niveau gerectificeerd moeten worden, maar dat heeft tijd nodig. Het zou de rechtseenheid daarom ten goede komen wanneer er een register tot stand zou komen waarin per AVG-artikel de uitspraken van alle Europese (hoogste) rechters waarbij verschillen in taalversies een rol spelen, worden bijgehouden. Dit zou behulpzaam zijn voor de rechtspraktijk in alle Europese landen, maar zeker ook in landen waar een taalversie wordt gehanteerd waarover ook een hoogste rechter uit een ander land uitspraken doet. Een Nederlandstalige Belgische advocaat bijvoorbeeld zou voor een uniforme interpretatie van 17 lid 3 sub e AVG een dergelijk register waarschijnlijk eerder raadplegen dan rechtspraak.nl.
En mocht dat op de korte termijn niet te realiseren zijn, dan zou als eerste de aanleg van een register waarin geconstateerde taalverschillen worden geregistreerd ook al heel behulpzaam zijn. Beide een mooie en praktische invulling van de taak van de EDPB om een consistente toepassing van de AVG te bevorderen?
Bron: Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 20 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2065