Gevolgen van artikel 18 EMFA voor mediavrijheid deel 1: context waarin het mediaprivilege is ontstaan

28 juni 2025 / in Nieuws / door Tijn Iserief

Introductie
Online platforms zoals X (voorheen Twitter), Facebook en YouTube bepalen in toenemende mate hoe we nieuws consumeren en verspreiden. Ze geven mediabedrijven toegang tot een groot publiek, maar bepalen ook welke inhoud zichtbaar blijft of verdwijnt. Daarmee krijgen ze grip op het publieke debat. Wanneer platforms journalistieke inhoud onderdrukken of verwijderen, komt de mediavrijheid onder druk te staan.

Om media tegen deze invloed te beschermen, stelt de Europese wetgever regels op: de European Media Freedom Act (EMFA). Een belangrijk onderdeel daarvan is het zogenoemde ‘mediaprivilege’, bedoeld om erkende media, zogenaamde media service providers (MSP’s), extra bescherming te bieden tegen onterechte contentverwijdering door grote platforms. Denk aan een verplichting voor platforms om eerst te waarschuwen en de mogelijkheid voor media om verweer te voeren.

Dit artikel opent een drieluik over de gevolgen van artikel 18 EMFA voor mediavrijheid. Het eerste artikel schetst de context waarin het mediaprivilege is ontstaan: de toenemende macht van online platforms over het publieke debat en de noodzaak van Europese bescherming van journalistieke inhoud. Het tweede artikel analyseert vervolgens hoe de beperkte toegang tot het privilege, dat uitsluitend geldt voor erkende media service providers (MSP’s), zich verhoudt tot bredere mensenrechtennormen en welke actoren hierdoor buiten de boot vallen. Tot slot onderzoekt het derde artikel of de rechten voor MSP’s en de verplichtingen voor platforms daadwerkelijk bijdragen aan het beschermen van mediavrijheid in de praktijk.

Platforms bepalen wie gehoord wordt
Online platforms zijn uitgegroeid tot centrale spelers in het medialandschap, en oefenen invloed uit  op de manier waarop informatie wordt verspreid en hoe het publiek ermee omgaat.[1] Alhoewel platforms de reikwijdte van mediacontent vergroten[2], geven moderatiepraktijken van platforms hen de controle over de zichtbaarheid en verspreiding van informatie.[3] De dubbele rol van platforms als zowel toegangspoort als poortwachter[4] binnen het informatiesysteem heeft gevolgen voor de mediavrijheid, die in toenemende mate afhankelijk is van een forum voor publiek debat.[5]

Europese bescherming van mediavrijheid
Vrijheid van meningsuiting, en meer specifiek mediavrijheid – het vermogen van mediapartijen om informatie te rapporteren en te verspreiden zonder censuur of ongepaste inmenging – wordt beschermd onder artikel 11 van het EU Handvest van de Grondrechten (het Handvest)[6], dat overeenkomt met en dezelfde betekenis heeft als artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens[7] (hierna: EVRM)[8], waarin vrijheid van meningsuiting en de daaruit voortvloeiende mediavrijheid zijn opgenomen.[9] Deze bescherming kan van toepassing zijn op personen die informatie verspreiden die kan kwetsen, choqueren of verontrusten.[10] Dergelijke informatie kan soms in strijd zijn met platformbeleid, wat leidt tot verminderde zichtbaarheid van content en daarmee tot beperking van het mediadebat. Dit belemmert het vermogen van media om hun recht op mediavrijheid uit te oefenen, hetgeen van groot belang is gezien de actualiteitswaarde van nieuws.[11]

Twitter (maar eigenlijk Musk) vs. journalisten
De spanning tussen contentmoderatiebeleid en mediavrijheid werd benadrukt toen Twitter de accounts van journalisten opschortte wegens vermeende schending van de gebruiksvoorwaarden[12], wat het belang van regelgeving ter bescherming van mediavrijheid benadrukte. In december 2022 schorste Twitter, onder leiding van Elon Musk, zonder waarschuwing de accounts van meerdere journalisten van onder meer The New York TimesCNN en The Washington Post. De reden: zij zouden gelinkt hebben naar @ElonJet, een account dat de locatie van Musks privéjet volgde aan de hand van openbare gegevens. Hoewel velen geen exacte locatie-informatie deelden, beschuldigde Musk hen van doxxing. De actie leidde tot brede verontwaardiging, waaronder van persvrijheidsorganisaties en EU-politici, die spraken van een gevaarlijke inperking van journalistieke vrijheid.

Het ‘tweaken’ van aanbevelingsalgoritmen
De spanning tussen contentmoderatiebeleid en mediavrijheid komt tevens tot uiting in de werking van aanbevelingssystemen en interne moderatierichtlijnen op sociale mediaplatforms. Deze systemen en regels zijn geen neutrale instrumenten, maar weerspiegelen ontwerpkeuzes, belangen en normen van het platform. Facebook besloot bijvoorbeeld in 2016 de invloed van de ‘Boos’-reactie op het aanbevelingsalgoritme terug te schroeven, omdat deze reactie vaker leidde tot verspreiding van sensationele en misleidende inhoud. In plaats van content direct te verwijderen, paste Facebook de definitie van ‘relevantie’ aan, waardoor bepaalde (nieuws)berichten minder zichtbaar werden.

“Someone should shoot Trump”
Bovendien zijn interne moderatierichtlijnen van platforms meermaals gelekt, waaruit blijkt hoe complexe afwegingen worden teruggebracht tot simpele vuistregels. Zo leerden Facebook-moderators uit gelekte handleidingen dat de uitspraak ‘Someone should shoot Trump’ als gewelddadige dreiging moest worden behandeld, terwijl ‘Let’s beat up fat kids’ dat niet was. Andere gelekte documenten toonden aan dat Facebook mensen als publieke figuren beschouwde als zij vijf keer in de media waren genoemd, en dat het content zoals kaarten van Koerdistan of kritiek op Atatürk moest escaleren onder druk van Turkije. Deze voorbeelden illustreren hoe normatieve keuzes en externe politieke druk kunnen doorwerken in contentmoderatie, met directe gevolgen voor de zichtbaarheid van journalistieke of activistische uitingen.[13]

Abortuspil uit beeld
Tot slot betreft een recent voorbeeld de moderatie van accounts van aanbieders van abortuspillen op Facebook en Instagram.[14] In januari 2025 rapporteerden organisaties zoals Aid Access, Women Help Women en Just the Pill dat hun berichten waren vervaagd of verwijderd, en hun accounts tijdelijk opgeschort of onzichtbaar waren gemaakt in zoekresultaten. Meta stelde dat de maatregelen verband hielden met regels rondom de verkoop van medicijnen zonder certificering, maar erkende ook dat sprake was van “over-enforcement”. De incidenten tonen aan hoe content over maatschappelijk relevante medische informatie, hier reproductieve zorg, onder druk komt te staan door platformbesluiten. Hoewel deze aanbieders geen erkende mediadienstverleners zijn, illustreert het voorbeeld het risico dat belangrijke informatie over het publieke debat wordt buitengesloten. Het versterkt de roep om structurele waarborgen tegen willekeurige contentmoderatie, zoals het mediaprivilege voor MSP’s in artikel 18 EMFA.

Wat regelt artikel 18 EMFA?
De European Media Freedom Act (EMFA)[15] introduceert onder artikel 18 een zogenoemd ‘mediaprivilege’ ter bescherming van mediavrijheid. Dit beoogt media service providers (MSP’s)[16] te beschermen tegen onterechte contentverwijdering door Very Large Online Platforms (VLOP’s)[17], bijvoorbeeld door middel van voorafgaande kennisgeving, een reactietermijn van 24 uur en geschilbeslechtingsmechanismen.

Conclusie
Artikel 18 EMFA erkent de macht van platforms en biedt erkende mediadienstverleners bescherming tegen onterechte contentmoderatie. Tegelijkertijd beperkt het mediaprivilege zich tot een selecte groep, waardoor andere media-actoren buiten beeld blijven. Dit roept vragen op over de gelijke bescherming van mediavrijheid in het digitale domein. De volgende twee artikelen onderzoeken welke gevolgen deze afbakening heeft en in welke mate artikel 18 EMFA bijdraagt aan het beschermen van mediavrijheid.

 

Ter info: onderzoeksaanpak en afbakening
Dit artikel onderzoekt welk effect het mediaprivilege uit artikel 18 EMFA heeft op de mediavrijheid. De focus ligt op de rechten die dit privilege toekent aan mediadienstverleners (MSP’s), de verplichtingen die het oplegt aan zeer grote online platforms (VLOP’s), en de gevolgen van de keuze om het privilege exclusief toe te passen op MSP’s. In dit eerste artikel analyseer ik hoe deze beperkte toegang tot het privilege de mediavrijheid van andere actoren beïnvloedt. Het tweede artikel laat zien in hoeverre de rechten voor MSP’s en de verplichtingen voor VLOP’s daadwerkelijk bescherming bieden aan mediavrijheid.

Dit onderzoek is gebaseerd op een analyse van de EMFA, het Handvest, het EVRM, relevante jurisprudentie, aanbevelingen van het Comité en literatuur. Daarbij zijn ook sleutelarresten onderzocht met relevantieniveau 1 in de HUDOC-database van het EHRM.

Dit artikel richt zich op de kern van artikel 18 EMFA; het mediaprivilege en de gevolgen van het beperken ervan tot MSP’s. Buiten beschouwing blijven bredere procedurele aspecten en transparantieverplichtingen, zoals aanvullende zelfverklaringen door MSP’s en de jaarlijkse informatieverstrekking door VLOP’s, omdat deze niet direct van invloed zijn op de mediavrijheid. Ten slotte wordt aangenomen dat MSP’s voldoen aan hun verplichtingen en verantwoordelijkheden om aanspraak te maken op een hoge mate van bescherming van de vrijheid van meningsuiting.[18]

[1] Delfi AS v. Estonia (2015), ECHR 64569/09, §110.

[2] Cengiz and Others v. Turkey (2015), ECHR 48226/10 and 14027/11, §52.

[3] Leerssen, P. (2015). Cut Out By The Middle Man: The Free Speech Implications Of Social Network Blocking and Banning In The EU. Journal of Intellectual Property, Information Technology and Electronic Commerce Law, 6(2), 99-119, p.2.
<https://www.jipitec.eu/issues/jipitec- 6-2-2015/427>

[4] Leerssen, P. J. (2020). The Soap Box as a Black Box: Regulating Transparency in Social Media Recommender Systems. European Journal of Law and Technology11(2), p.2.
<https://ejlt.org/index.php/ejlt/article/view/786>

[5] OOO Regnum v Russia (2020), ECHR 22649/08, §67;

McGonagle, T. (2013). How to address current threats to journalism? The role of the Council

of Europe in protecting journalists and other media actors. (MCM; No. (2013)009). Republic of Serbia, Ministry of Culture and Information, p.24.
<http://www.coe.int/t/dghl/standardsetting/media/Belgrade2013/How%20to%20address%20current%20threats%20to%20journslism%20-%20MCM(2013)009_en_Report_McGonagle.pdf>

[6] European Union, Charter of Fundamental Rights of the European Union [2000] OJ C364/01. (‘the Charter’).

[7] Artikel 52(3) Handvest EU

[8] Council of Europe, European Convention on Human Rights, ETS No. 5, as amended by Protocols Nos. 11 and 14. (‘ECHR’).

[9] McGonagle, p. 24.

[10] Handyside v. U.K (1976), ECHR 5493/72, §49.

[11] Observer & Guardian v. the United Kingdom (1991), ECHR 13585/88, §60.

[12] Olander, O., Schreckinger, B., & Kern, R. (2022, December 15). Twitter suspends journalist accounts without explanation, angering lawmakers and those affected. POLITICO. <https://www.politico.com/news/2022/12/15/twitter-suspends-journalists-musk-00074261>

[13] D. Keller & P . Leerssen, ‘Facts and where to find them: empirical research on internet

platforms and content moderation’, in: N. Persily & J.A. Tucker (Eds.), Social media and

democracy: the state of the field, prospects for reform (p.220-251), p.236.

[14] C. Cain Miller, K. Conger & M. Isaac. (2025, Januari 23), Instagram and Facebook Blocked and Hid Abortion Pill Providers’ Posts’. NEW YORK TIMES.

< https://www.nytimes.com/2025/01/23/technology/instagram-facebook-abortion-pill-providers.html>

[15] VERORDENING (EU) 2024/1083 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 april 2024

tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor mediadiensten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU (Europese verordening mediavrijheid). (‘EMFA’).

[16] Zie hoofdstuk 1.

[17] Artikel 33 DSA.

[18] Handyside v. U.K (1976), ECHR 5493/72, §49.