Verbod op censuur en vrijheid van meningsuiting versus het recht op privacy

28 juli 2023 / in Nieuws / door Sippe van der Tas
Gepubliceerd in: Sdu Nieuws Privacyrecht, 14 juli 2023

Op 19 juni 2023 heeft het Hof Amsterdam een uitspraak in ‘hoger beroep kort geding’ gedaan (ECLI: NL: GHAMS: 2023:1394) met betrekking tot een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 19 mei 2023[1].

De kwestie betreft een klassiek geval van botsende grondrechten, zoals uit de titel van dit artikel blijkt.

De feiten

  • J.S. is een Surinaamse Nederlander die in 1971 met zijn echtgenote, zoon en stiefdochter naar de VS is verhuisd. In 1981 hebben zijn echtgenote en zijn stiefdochter melding gemaakt bij de politie van seksueel misbruik van de stiefdochter door J.S. De melding is later ingetrokken. J.S. is in verband hiermee niet vervolgd, hij heeft ook altijd ontkend.
  • In augustus 1983 zijn de echtgenote en stiefdochter van J.S. vermoord. In 1984 is J.S. aangehouden voor de moorden. Dit is later gewijzigd in ‘huurmoord’ omdat hij tijdens de moorden op reis was. J.S. is op basis van een getuigenverklaring in de VS veroordeeld tot 56 jaar gevangenisstraf. Betrokkenheid bij de moorden heeft hij altijd ontkend.
  • Een herzieningsprocedure van de zaak is gestart toen de getuige verklaarde een valse verklaring te hebben afgelegd in ruil voor een aantal privileges, ook bleek de getuige een goede bekende te zijn van de officier van justitie. Tijdens de herzieningsprocedure kon de getuige niet meer worden gehoord omdat hij intussen was overleden. Daarop is de veroordeling gehandhaafd.
    In de herzieningsprocedure is het vermeende seksueel misbruik door J.S. aan de orde gekomen als mogelijk motief voor de moorden, maar besloten is dit verder geen rol te laten spelen.
  • Sinds 2011 ondersteunt de stichting PrisonLaw J.S. in de persoon van advocaat R.I. PrisonLaw biedt ondersteuning aan Nederlanders die in het buitenland gevangen zitten, bijvoorbeeld door bij te dragen aan goede juridische bijstand, betrokkenheid van de Nederlandse Staat en ook door Nederlandse onderdanen die in slechte omstandigheden in buitenlandse gevangenissen verblijven, naar Nederland over te brengen.
  • De advocaat van J.S., mediabedrijf Submarine en BNNVARA, hebben het plan opgevat om een documentaire te maken over J.S. J.S heeft daarmee ingestemd en daartoe is een contract gesloten tussen Submarine en advocaat R.I van J.S.
  • Het thema van de documentaire is of J.S. onschuldig vastzit voor de moorden en betreft niet het eventuele seksueel misbruik. Aan de documentaire wordt vanaf oktober 2016 gewerkt.
  • Gaandeweg de productie van de documentaire raken de producenten meer geïnteresseerd in het seksueel misbruik, omdat dit toch een rol speelt in de zaak.
  • Intussen tracht J.S. vervroegd vrij te komen, waarvoor hoorzittingen worden georganiseerd. Ook daarin wordt het seksueel misbruik (ook van een nichtje van de stiefdochter) ter sprake gebracht door nabestaanden van de echtgenote en de stiefdochter van J.S. Het komt daardoor niet tot een vroegtijdige vrijlating.
  • In 2021 heeft advocaat R.I. de samenwerking met de producenten opgezegd, omdat naar haar mening de afspraken werden geschonden en de documentaire schadelijk kon zijn voor de zaak en veiligheid van J.S. Kort daarvoor heeft in de gevangenis een poging tot moord op J.S. plaatsgevonden.
  • Intussen wordt er gewerkt aan vijf afleveringen van de documentaire, waarbij in deel 4 aandacht wordt besteed aan beschuldigingen in verband met betrokkenheid aan drugshandel door J.S., en in deel 5 aan het vermeende seksueel misbruik.
  • Gezien de voorgenomen uitzenddata vordert de advocaat van J.S. in mei 2023 onder andere een verbod op uitzending in zijn geheel òf niet geheel òf niet in ongewijzigde vorm van de documentaire vanwege de gewijzigde insteek van de documentaire, waardoor het leven van J.S. gevaar loopt.
  • Op 19 mei 2023 beslist de voorzieningenrechter slechts dat het de producenten verboden is om in vooraankondigingen en promotiemateriaal van de documentaire te verwijzen naar het vermeende seksueel misbruik door en de betrokkenheid bij drugshandel van J.S.
  • De advocaat van J.S. start daarop een ‘hoger beroep kort geding’ waarin een verbod op de uitzendingen 4 (betrokkenheid bij drugshandel; 19 juni) en 5 (vermeend seksueel misbruik; 26 juni) wordt gevorderd.

De beoordeling in hoger beroep

Het ‘hoger beroep kort geding’ dient op 19 juni 2023, de dag waarop deel 4 van de documentaire staat geprogrammeerd.

De meervoudige burgerlijke kamer van het Hof overweegt dat het in deze kwestie draait om artikel 7 van de Grondwet (verbod op censuur en – lid 2 – geen voorafgaand toezicht op radio- en televisieuitzendingen). De toepasselijkheid daarvan wordt echter beperkt als er sprake is van ’onrechtmatigheid’. Voorts draait het om een beperking op het principe van vrijheid van meningsuiting zoals bedoeld in artikel 10 van het EVRM, maar lid 2 daarvan beperkt dit recht indien ‘dit bij wet is voorzien (bijvoorbeeld een onrechtmatige daad) en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen’.

Het hof geeft vervolgens aan dat er een belangenafweging moet plaatsvinden tussen enerzijds het belang van producenten (het kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend uitlaten over misstanden in de samenleving) en anderzijds het belang van J.S. (geen lichtvaardige blootstelling aan verdachtmakingen en geen onnodige schending van privacy als bedoeld in artikel 8 EVRM).

In die belangenafweging komt het hof tot de volgende uitspraak:

  • Uitzending van aflevering 4 wordt niet verboden. De betrokkenheid van J.S. bij de beweerde drugshandel komt in die aflevering ondergeschikt aan de orde, en niet te verwachten valt dat door openbaarmaking de veiligheid van J.S. in de gevangenis een reëel gevaar oplevert. Het belang van producenten gaat hier dus voor.
  • Uitzending van aflevering 5 wordt wel verboden. Het hof constateert dat in die aflevering het vermeende seksueel misbruik centraal staat. Daarvoor is echter geen sluitend bewijs, een melding is ingetrokken, er is geen gedegen onderzoek gedaan en J.S. is hiervoor ook niet strafrechtelijk vervolgd. Gezien de reputatie van Amerikaanse gevangenissen vindt het hof het niet denkbeeldig dat door het uitzenden van deel 5 er voor J.S. in de gevangenis een gevaarlijke situatie zal ontstaan. Op dit punt prevaleert dus het belang van J.S.

Persoonlijke noot van de auteur

Wat mij betreft is dit een gebalanceerde uitspraak van het Hof Amsterdam in een kort geding hoger beroep volgend op een eerder kort geding. Dat komt niet zo vaak voor, maar in beide instanties was aan het vereiste van ‘spoedeisend belang’ voldaan, simpelweg vanwege geprogrammeerde uitzendingen op de publieke zender.

Gebalanceerd omdat het Hof een zorgvuldige afweging maakt tussen enerzijds het verbod op censuur en de (journalistieke) vrijheid van meningsuiting van de producenten en anderzijds de privacy van J.S.

Bij die afweging draait het m.i. terecht om de privacy (en voortvloeiend daaruit: de veiligheid) van J.S. In dat kader is begrijpelijk dat het Hof de eerste vordering afwijst en de tweede toewijst.

De uitspraak toont m.i. ook glashelder aan dat een inbreuk op iemands privacy – of het nu gaat om afscherming van woning of leefruimte, het recht om vertrouwelijk te communiceren of de bescherming van persoonsgegevens (het laatste dikwijls ten onrechte gezien als de volledige invulling van privacy!) – verregaande negatieve gevolgen voor een persoon kan hebben.

[1] ECLI: NL: RBAMS: 2023: 3179